Dienstorders 1924
'H. 104. Dienststukken. Voor de toepassing van het Postbesluit. D.S. [Lijst van ambtenaren en instellingen bevoegd tot verzending van dienststukken] (Staatsblad 1923. nr. 504) worden geacht tot de gemeentebesturen te horen:

- De Gemeenteraad;
- De Burgemeester;
- Het College van Burgemeesters en Wethouders;
- De Wethouders;
- De Gemeentepolitie (incl. de Hoofdcommissaris en Commissaris van politie);
- De Ambtenaar van den Burgerlijken Stand;
- De Gemeente-Secretaris;
- De Gemeente-Ontvanger;
- Het Burgerlijk Armbestuur;






- De Directie en de Inspectie van de Gemeentebelasting;
- Het College van Zetters;
- De Gemeente-archivaris;
- De Brandweer;
- De Gemeentereiniging;
- Het Hoofdstembureau en de Stembureaux bij Gemeenteraadsverkiezingen;
- De Directeur der Gemeentewerken;
- De Gemeentelijke Arbeidsbeurzen;
- De Correspondenten van den dienst der Arbeidsbemiddeling.

Alle vorenstaande ambtenaren en instellingen zijn derhalve bevoegd tot verzending van dienststukken in den zin van het in den aanhef dezer vermelde besluit. De betrekkelijke stukken moeten als waarmerking de aanwijzing ‘61 Gemeentebestuur van .........’ dragen. Desgewenscht kan daaraan worden toegevoegd een nadere aanduiding van den gemeenteambtenaar of den gemeentelijke instelling, die het stuk verzendt.






Van de bevoegdheid tot verzending van dienststukken zijn uitdrukkelijk uitgesloten:
Het Abattoir, De Bank van Leening, de Gemeentelijke Ziekenhuizen, De Marktmeester, de Gemeentebedrijven, e. d.



De ‘Lijst Dienststukken’ zal te zijner tijd worden aangevuld. In afwachting hiervan is bij nr. 61 van deze lijst met een potloodaantekening naar deze dienstorder te verwijzen.

Herhaaldelijk worden aangetroffen als dienststuk verzonden stukken, welke niet voldoen aan de voor dienststukken in den zin van het Postbesluit D.S. (Staatsblad 1923, nr. 504) gestelde bepalingen en niet zijn behandeld overeenkomstig het bepaalde bij art. 5 van genoemd besluit. Een nauwlettend toezicht op de betreffende stukken wordt ernstig aanbevolen.

H. 104bis. Verzending Dienststukken. Vermits dienststukken in den zin van art. 1 van het Postbesluit D.S. (Do. 886bis 1923), welke aangeteekend worden verzonden, geld, edele metalen of kostbaarheden kunnen bevatten, mogen genoemde stukken niet worden opgenomen in de dépêches bedoeld in art. 466 van de V.P. bnl.
In bedoelde dépêches mogen eveneens niet worden opgenomen aangeteekende dienststukken afkomstig van het Staatsbedrijf van de Posterijen, de Telegrafie en Telefonie, voorzien van een strook, ‘waarde’ (Vgl. Do. 621/1923). Bovengenoemd artike1 zal dienovereenkomstig worden gewijzigd.
Het Port en het vaste recht voor aanteekening van dienststukken wordt voldaan op de wijze genoemd in art. 3, 1ste lid van het Postbesluit D.S. Het opklimmend recht van 2½ cent voor elke honderd gulden of restend gedeelte van honderd gulden aangegeven geldswaarde, verschuldigd voor aangetekende dienstbrieven met aangegeven geldswaarde, alsmede het bij vooruitbetaling verschuldigde recht wegens expresse bestelling van dienststukken moet in frankeerzegels op de stukken zijn verantwoord.
De aandacht wordt er op gevestigd, dat de afschaffing van den portvrijdom voor stukken den openbaren dienst betreffende, geenerlei wijziging heeft gebracht in de regeling nopens de verzending van aan port onderworpen dienstbrieven (art. 8 der Postwet; art. 9 V.P. bnl.).

H. 241. Waarmerking Dienststukken. Ten vervolge op Do. 104/1924 wordt de aandacht erop gevestigd, dat de aanwijzing ‘61 Gemeentebestuur van ……’, indien deze geheel of gedeeltelijk is geschreven of door middel van de schrijfmachine is aangebracht, moet zijn bekrachtigd door de handteekening van degene die bevoegd is voor het gemeentebestuur te tekenen (Burgemeester of Secretaris). (Art. 4. 2e lid, Postbesluit D.S. [Stbl. 1923, nr. 5O4]).

H. 258. Dienststukken. Ten vervolge op Do. 104/1924 wordt medegedeeld, dat
- de Hoofden van scholen en andere gemeentelijke onderwijsinrichtingen,
- de Commissies tot wering van schoolverzuim,
- de Oudercommissies,
- de Commissies van Toezicht op het Onderwijs,
en de Gemeentelijke Inspecteurs van het Onderwijs,
ingevolge een beslissing van den Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw voor de toepassing van het Postbesluit D.S. (Staatsblad 1923. nr. 504).
niet worden geacht te behooren tot de gemeentebesturen. De vorengenoemde ambtenaren en instellingen zijn mitsdien niet bevoegd tot verzending van dienststukken in den zin van vorenaangehaald besluit. Mede mag door de betrekkelijke ambtenaren en instellingen niet worden gebruik gemaakt van door de gemeentebesturen te verstrekken omslagen voor de toezending van stukken op den voet van dienststuk in den zin van het Postbeluit D.S.
Een aanvulling van de Lijst Dienststukken, als bedoeld in Do. 104/1924, is bij de Mededeelingen gevoegd.

H.335. Dienststukken. Aanteekening. Indien aanteekening wordt verlangd van dienststukken, gericht aan in de Lijst dienststukken genoemde ambtenaren en instellingen en gesloten in door die ambtenaren of instellingen daartoe verstrekte omslagen, behoort het verschuldigde aanteekenrecht door middel van frankeerzegels op de stukken te zijn verantwoord.
De aandacht wordt er op gevestigd, dat door particulieren aan de Rijkspostspaarbank gerichte stukken mede onder bovenstaande bepaling vallen.

H. 350. Dienststukken. Blijkens ontvangen bericht van het Departement van Binnenlandsche Zaken en Landbouw is het niet geoorloofd, dat door de gemeentebesturen aan uitgevers omslagen worden verstrekt voor de toezending als dienststuk in den zin van het Postbesluit D.S., van besteld
drukwerk.
In voorkomende gevallen is de aandacht van de uitgevers er op te vestigen, dat zendingen als vorenbedoeld door middel van frankeerzegels behooren te worden gefrankeerd.

H. 590. Roode Kruis. Inzameling van gelden. Door het Hoofdbestuur van het Ned. Roode Kruis, gevestigd te ’s Gravenhage, worden aan verschillende adressen verzonden dienststukken in den vorm van dubbele kaartformulieren. Deze kaartformulieren worden vanwege genoemd Hoofdbestuur ter post bezorgd te Rotterdam. In geval van onbestelbaarheid zijn zij te zenden aan het postkantoor te 's Gravenhage ter wederuitreiking aan den afzender. Een der kaarten van het formulier is bestemd om, na te zijn ingevuld, als briefkaart te worden gezonden aan het Roode Kruis. Behalve één of meer frankeerzegels ter verantwoording van het verschuldigde briefkaartport kunnen door de afzenders op bedoelde briefkaarten nog één of meer frankeerzegels worden geplakt, welke op de gewone wijze zijn onbruikbaar te maken.
Ingevolge een bij Kon. Besluit van 4 Aug. 1924 (Stbl. nr. 407) getroffen regeling wordt de waarde van laatstbedoelde frankeerzegels, na aftrek van een vergoeding aan het postbedrijf voor administratiekosten, door het Hoofdbestuur der Posterijen en Telegrafie aan het Roode Kruis uitgekeerd.'


Terug naar inleiding
--> 1925